
Kern
De kern of nucleus van een komeet is meestal niet groter dan 1 tot 10 km. De komeet Halley, die 8 bij 8 bij 16 km meet, is één van de grotere bekende kometen. De vuile sneeuwbal bestaat uit ijs en stof, samengeklonterd tot een soort van poreuze gruis. Dat betekent dat het binnenste van de nucleus dus geen harde steenklomp is, maar meer lijkt op een puinhoop.
Wanneer zo'n komeet dichter bij de zon komt, begint hij op te warmen. Het ijs dat op de oppervlakte ligt, begint daardoor te smelten. Daarbij blijft een dikke laag stof achter die de binnenkant van de komeet helemaal omsluit. Doordat deze begint op te warmen, zal ook hier het ijs smelten, tot het genoeg kracht heeft om plots door de stoflaag te breken. Dit doorbreken produceert jets of uitbarstingen, die uiteindelijk leiden tot de vorming van coma en staarten.

Coma
In de buurt van de komeet bevindt zich de coma, een dichte wolk van gas en stof die zich tot hooguit één miljoen kilometer van de kern uitstrekt. Deze coma ontstaat wanneer ijs in de kern verdampt. Dit gebeurt wanneer de komeet zich op minder dan 500 miljoen km van de zon bevindt.
Hoewel komeet Hale-Bopp op een gegeven ogenblik zo 1000 ton water en 130 ton stof per seconde kwijtraakte, werd dit materiaal over een enorm uitgestrekt gebied in de ruimte verspreid. Daardoor treffen we in de coma nooit meer dan één stofdeeltje per cm³ aan. Bij elke passage langst de zon verliest een komeet 0,1 tot 1 % van haar massa.

Staarten
Het meest opvallende onderdeel van de komeet is zijn staart (vandaar ook de volkse naam "staartster"). Kometen hebben meestal twee staarten. De helderste, wit-gele staart bestaat uit neutraal gas en stof dat het zonlicht reflecteert. De zwakkere, blauwe staart is de plasmastaart, die bestaat uit ionen (elektronisch geladen moleculen). De plasmastaart is blauw omdat de koolstofmonoxide-ionen (CO ) onder invloed van het zonlicht zelf licht gaan uitstralen.
De stofstaart ontstaat omdat de stralingsdruk van het zonlicht deeltjes uit de coma langzaam van de zon wegduwt. Omdat de komeet tegelijkertijd ook rond de zon draait, is de stofstaart meestal gebogen.
De plasmastaart ontstaat omdat de zonnewind (eveneens een stroom geladen deeltjes) de tegengesteld geladen ionen in de coma met zich meevoert. Omdat de zonnewind deze ionen veel sneller afvoert dan de stralingsdruk van het zonlicht, zal de verplaatsing van de komeet rond de zon de vorm van de plasmastaart veel minder beïnvloeden, waardoor die veel rechter en scherper afgelijnd is.
Baan
Kometen worden meestal naargelang hun baan in twee types verdeeld. Vroeger sprak men van periodieke en niet-periodieke kometen, maar Jan Oort ontdekte dat ook de zogenaamde niet-periodieke kometen een gesloten baan om de zon hebben. Sindsdien spreekt men van kortperiodieke en langperiodieke kometen.
Kortperiodieke kometen
Onder de kortperiodieke kometen vinden we bijvoorbeeld Halley, Encke, Tempel-Tuttle en Swift-Tuttle. Kortperiodieke kometen zijn over het algemeen oud. Daardoor is hun voorraad materiaal bij de talloze passages nabij de zon stilaan weggesmolten en zijn ze dus niet meer erg helder. Alleen Halley, die uitzonderlijk groot is, vormt hierop een uitzondering. De kortperiodieke kometen zijn ook verantwoordelijk voor de bekende meteorenzwermen. De kortperiodieke kometen hebben banen die min of meer in het baanvlak van de planeten liggen en die over het algemeen vrij stabiel zijn. Hun baan wordt wel beïnvloed door de zwaartekracht van de grote planeten, maar meestal niet in die mate dat ze sterk verandert.
Langperiodieke kometen
Langperiodieke kometen hebben zeer grote banen, waarbij ze slechts eens in duizenden of tienduizenden jaren in de buurt van de zon komen. Ze zijn dan ook nog erg "jong" en hebben nog veel oermateriaal behouden. Daardoor zijn ze vaak erg helder. Voorbeelden van langperiodieke kometen zijn West, Hyakutake 2, Hale-Bopp en Shoemaker-Levy 9.
De langperiodieke kometen komen uit alle mogelijke hoeken op de zon af. Ze zijn afkomstig uit de Oortwolk die het zonnestelsel aan alle kanten omgeeft. Hun banen zijn vaak onstabiel: ze kunnen in de buurt van een grote planeet komen, en daardoor radicaal van baan veranderen. Een voorbeeld is de komeet Shoemaker-Levy 9, een langperiodieke komeet die te dicht bij Jupiter in de buurt kwam. De zwaartekracht van de planeet bracht de komeet in een baan omheen Jupiter. Bij een latere passage werd de komeet zelfs volledig uit elkaar gerukt tot een twintigtal fragmenten
Onder de langperiodieke kometen vinden we ook de zogenaamde zonnescheerders. Dit zijn kometen die zo dicht langs de zon passeren dat ze soms totaal verdampen in de gloeiende hitte
Maak jouw eigen website met JouwWeb